Merk: | Hydrowear |
Materiaal: | 100% katoen |
Kwaliteit materiaal: | 350 grams |
Eigenschappen: | Atex, EN 11611, EN13034 , EN1149-5, vlamvertragend (EN 11612) & IEC 61482-2 |
Sluiting: | Verstelbaar in taille dmv elastiek in een tunnel |
De Maarssen is een Amerikaanse overall gemaakt van sterk en slijtvast materiaal. De Maarssen voldoet aan de prestatie-eisen en geeft u voldoende bescherming wanneer nodig!
De Maarssen is een robuuste overall uit de Hydrowear collectie, deze overall beschikken over: Kniezakken in de kleur van het kledingstuk, elastiek bij de banden, Borstzak met klep, Extra borstzak met ritssluiting, 2 steekzakken met klittenband, dijbeenzak met klep en een achterzak met klep en klittenband. Zo heeft u voldoende opberg mogelijkheden voor al uw materiaal en persoonlijke spullen. De Maarssen voldoet aan de volgende EN Normen:
- EDPP ATEX 137
- EN 13034-6
- EN ISO 11611
- EN 1149/5
- En ISO 11612
- IEC 6148-2
ATEX komt van “ATmosphère EXplosible”. Dit behelst alle situaties in welke personen met een explosierisico te maken hebben. Het kan gaan om stof, dampen zoals benzine, maar ook stofwolken van bijvoorbeeld toner of meel.
Om de risicos zoveel mogelijk te beperken, wordt in een Explosieveiligheidsdocument (EVD) als onderdeel van de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RIE) een indeling in verschillende risico zones gemaakt. Door de zonering worden de explosiegevaren duidelijk gemaakt in elk gebied.
Deze productnorm beschrijft testmethoden en eisen voor kleding die beperkte bescherming biedt tegen spatten vloeibare chemicaliën. Type 6 kleding is zeker niet volledig vloeistofdicht en biedt minder bescherming dan type 3 of 4 kleding. Voor type 6 kleding is een fluorcarbon finish meestal voldoende. Naast type 6 wordt ook hier type 6 (PB) toegestaan.
Bescherming voor lassers tegen kleine metaaldruppen lasparels. Alle HYDROWEAR Modellen zijn aangepast aan de nieuwe norm EN 11611.
Class 2: Geschikt voor manueel lassen, grotere hoeveelheden lasspatten.
A1: Buitenmaterieel getest op vlamverspreiding volgens EN15025 procedure A. (Oppervlaktetest)
De norm bepaalt de testmethode en de eisen waaraan de kleding moet voldoen en die bescherming moet bieden aan mensen en omgeving, die tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden worden blootgesteld aan elektrostatische ladingen, in een omgeving met hoge risico’s van explosie. Het doel van deze beschermende kleding is het beperken van hoge ladingopbouw op het buitenweefsel en verspreiding ervan in een gevaarlijke omgeving. Door de oppervlaktegeleiding van het doek te meten kan men de mogelijke ladingopbouw vaststellen.
Er zijn drie verschillende meetmethodes om een weefsel, kledingstuk op ware grootte van oplading te kunnen meten, zoals het meten van de weerstand. Hierbij zijn de dissipatieve eigenschappen van het weefsel van belang en het meten van de tijdsduur van de ontlading in het weefsel. Ook kan er gekeken worden naar de afscherming van het doek nl. chielding effect.
Heterogeen: weefsel met een geleidende vezel waarbij de oppervlakte weerstand < 109W. Stof met carbonfiber draad.
In-Homogeen: weefsel met een vezel beschermde laag, waarvan de kern van carbon is voorzien.
Homogeen: door antistatische hydrofiele additieven in de coating waarbij de oppervlakte weerstand < 5 x 1010W.
1149-5 Een samenvatting van de meetnormen en de vastgestelde eisen aan het doek.De overkoepelende beschrijving van de toegepaste meetmethodes.
Bescherming tegen vlamboog Klasse 2
4kA/500ms
De kleding moet voldoen aan bescherming van werknemers die tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden worden blootgesteld aan hitte en vlammen, met uitzondering van lassers en brandweerlui. Bescherming tegen korte contacten met een vlam plus tegen convectiehitte- en stralingshitte alsook tegen spatten van gesmolten ijzer.
De Michigan Jacket voldoet aan de A1 - B1 - C1 - D2 - E3 - F1
A Beperkte bescherming tegen vlammenuitbreiding.
A1: Buitenmateriaal getest op vlamverspreiding volgens EN15025 procedure A1 is vlam op de oppervlakte test
B Bescherming tegen convectiehitte volgens ISO9151. 3 Niveaus waarvan 1 het laagste. Convectiehitte verplaatst zich via vlam tegen doek. Andere kant doek wordt tijd gemeten die verstrijkt totdat het staal 24 °C warmer is geworden HTI 24 tijd = blaargrens – 2e graad brandwonden)
B1 = HTI tussen 4 en 10 seconden
C Bescherming tegen stralingshitte. 4 Niveaus waarvan 1 het laagste. Bron is straling en wordt getest via infraroodstraling volgens ISO 6942-B. Ook hier wordt de tijd gemeten bij opwarming van 24 °C. Hoe lang duurt het tot een stijging van 24 °C is bereikt
C1: 7 tot 20 seconden
D Bescherming tegen vloeibare aluminium druppels. 3 Niveaus waarvan 1 het laagste niveau is. Een membraan als imitatie van de huid wordt tegen de binnenkant van het doek aangebracht. Vloeibaar aluminium wordt op de buitenkant van het doek aangebracht. Het membraam mag niet vervormen.
D2: bij 200 < 350 gram
E Bescherming tegen vloeibare ijzer druppels. 3 Niveaus waarvan 1 het laagste.
E3: > 200 gram
F Contactwarmte: 3 niveaus waarvan 1 de laagste. Warme plaat wordt tegen stof gedrukt. Temperatuurstijging moet minder dan 24 seconden zijn.
F1: 5 < 10 seconden